Met een twintigtal boeken op zijn naam, waaronder autobiografisch werk, gebundelde columns en een literair kookboek, is Ronald Giphart de status van ‘studentenschrijver’ allang voorbij. We spraken hem in voorbereiding op zijn optreden tijdens Geen Daden Maar Woorden én zijn nieuwste roman.
Op 9 oktober sta je samen met Bart Chabot op de planken bij Geen Daden Maar Woorden met een ‘literaire theatervoorstelling’. Wat kunnen we daarvan verwachten?
‘We maken literair variété. Vroeger bestond variété uit shows met goochelaars en slangenbezweerders, maar wij doen het met gedichten, dialogen en sketches. Het wordt een vrolijke potpourri van hilariteit en ontroering, waarin we bestaand werk vermengen met interacties met het publiek. Ik draag ook voor uit mijn nieuwe roman IJsland.’
Je nieuwe roman gaat over twee cabaretiers, waarvan er een geen grappen meer wil maken. Hoe kwam je op dat idee?
‘Toen ik een paar jaar geleden toerde met Bart Chabot en Martin Bril ontmoetten we in de artiestenfoyer een ander theatergezelschap. De verhouding tussen die jongens was compleet verstoord, ze praatten niet meer met elkaar en er was geen liefde of vriendschap te bekennen. Maar ’s avonds stonden ze wel duizend man in de zaal te vermaken. Die tegenstelling was zo groot, daar zat een verhaal in.’
Heb je daarvoor de roman waar je aan bezig was, Scène, aan de kant gezet?
‘Nee, ik beleefde gewoon geen plezier meer aan het schrijven van die roman. Mijn kind werd ziek en ik ben een tijd uit de running geweest. Toen ik het daarna weer oppakte, wilde het niet meer. In IJsland zit ook een ziek kind, waar datzelfde gevoel bij hoort: een van de personages denkt steeds aan zijn zoontje dat in het ziekenhuis ligt.’
Is het boek autobiografisch?
‘Je zou de indruk kunnen krijgen dat het autobiografisch is, maar dat valt wel mee. Natuurlijk gebruik ik wel dingen die ik zelf heb meegemaakt. Ik ben ook echt naar IJsland geweest. Die reis kwam tussen het schrijven door: een vriend van me heeft daar een bedrijf en vroeg of ik eens langs wilde komen op zijn kosten. Toen hij vroeg wat er op de factuur gezet kon worden, zei ik: “Research IJsland” en zo is de titel ontstaan.’
De voorbereidingen voor je nieuwe roman konden we volgen via een videodagboek op je blog –van de eerste hoofdstuktitels tot briefjes aan de muur met daarop thema’s, personages en tijdslijnen. Is dat je vaste manier van werken?
‘Ik bedenk vooraf vaak al veel grappen en ideeën voor het plot, zo werk ik al sinds ik begon te schrijven op de middelbare school. Een idee voor een roman krijg ik soms gewoon onder de douche en als dat idee blijft hangen, maak ik er een plotje van. Dan ga ik nadenken: welk gevoel heb ik bij dit boek? Hoe dik wordt het? Hoe lang worden de hoofdstukken? Daarna wordt het een soort invuloefening.’
In interviews benadruk je vaak dat dit niet ten koste gaat van de creativiteit.
‘Mensen denken vaak dat schrijvers in een vlaag van genialiteit in één keer een roman schrijven, maar dat is natuurlijk niet zo. Bij het maken van een film wordt ook vooraf al bepaald welke scènes er die dag worden opgenomen, welke props er nodig zijn en welke acteurs waar staan. Niemand vraagt dan of het ten koste gaat van de creativiteit van de regisseur. Ik kan redelijk nauwkeurig zeggen welke scène op welke plaats komt. Creativiteit zit in de manier waarop je die scène opschrijft.’
Uit de filmpjes op je blog bleek ook dat het plot zich soms al schrijvende ontwikkelt. Word je weleens verrast door je eigen personages?
‘Dat gebeurt weleens, ja. In mijn nieuwe roman had ik twee personages van tevoren een bepaalde rol gegeven, maar tijdens het schrijven kwam dat niet zo goed uit de verf. En soms zegt een personage iets wat ik vooraf niet had bedacht.’
Met zo’n structuur heb je vast nooit last van een writer’s block.
‘Nee, ik heb maar één keer een writer’s block gehad, net na de geboorte van een van mijn kinderen. Maar dat kan ik gelukkig goed opvangen, omdat ik geen vaste baan heb. Ik hóef niet te schrijven.’
Heb je guilty pleasures tijdens het schrijven? Werk je stiekem Marsen weg bijvoorbeeld?
‘Haha, nee, niet meer. Vroeger had ik er een koffertje met snoep naast liggen, maar nu heb ik niet meer de leeftijd waarop ik ongestoord kan eten zonder dat de kilo’s er aan vliegen.’
Wat is het eerste dat je doet als een boek af is?
‘Meestal word ik ziek, omdat de spanning een tijdlang erg groot is geweest. En ik ga op vakantie. Dat betekent dus dat ik de eerste week van mijn vakantie meestal ziek doorbreng. Al heb ik nu mazzel: sinds IJsland afgerond is, ben ik nog niet ziek geweest.’
Zijn jouw boeken zo verfilmbaar omdat je volgens een vaste structuur werkt, denk je?
‘Ik schrijf geen boeken in de hoop dat ze ooit verfilmd kunnen gaan worden. Onze cultuur is gebaseerd op taaloverdracht, dat is het al duizenden jaren. Pas de laatste tweehonderd jaar is daar beeld bij gekomen en dat heeft veel invloed gehad. Wat vroeger alleen een krantenartikel zou zijn geweest, komt nu binnen in filmbeelden en foto’s. De literatuur is in twee kampen verdeeld: diegenen die vanuit hun ivoren toren taalexperimenten doen en degenen die ook over beeld schrijven. Daar hoor ik bij. Ik denk dat die verwijzingen naar tv en films mijn boeken mensen aanspreekt die ook van de beeldcultuur houden, zoals filmmakers.’
Je schrijft ook veel over eten, onder meer in je boek Keukenprins. Wat ga je vanavond eten?
‘Vanavond ga ik uit eten met mijn vrouw, bij Amberes in Utrecht. Of ik dat het beste restaurant in Utrecht vind? Daar gaat het niet om, je moet restaurants geen rangordes geven. Wat ik belangrijk vind is dat er met verse producten gewerkt wordt en dat er met liefde gekookt wordt.’
Ga je nu weer meteen aan de slag met een nieuw boek?
‘Ideeën voor nieuwe romans krijg ik zeker een keer per week, maar ik weet al waar mijn nieuwe roman over gaat: over een sommelier, iemand die advies over wijnen geeft in een restaurant. Ook wordt het enigszins pornografisch. Of ik terugga naar mijn studentenboeken? Ach, ze zijn niet per se voor studenten bedoeld. En in mijn laatste boeken zat geen seks.’