Sisterhood is niet vanzelfsprekend op de werkvloer: vooral vrouwen in topfuncties zouden minder snel geneigd zijn seksegenoten vooruit te helpen. Is het echt vooral haat en nijd onder vrouwen, of is dat een hardnekkig stereotype?
Het beeld dat vrouwen onderling niet zo lekker met elkaar overweg kunnen, kennen we uit films en series: zonder concurrerende vrouwen waren er geen America’s next top model, Mean girls of The devil wears Prada geweest, om er maar een paar te noemen. Daarin halen vrouwen elkaar schijnbaar met liefde onderuit op het werk als ze er zelf beter door kunnen worden. Dat gedrag heeft zelfs een naam: het krabbenmandeffect. Vernoemd naar het gegeven dat een krab in z’n eentje makkelijk uit een mand kruipt, maar naar beneden wordt getrokken door soortgenoten als-ie er met meerdere in zit. Waar komt dat gedrag vandaan? En is dat eigenlijk wel iets ‘typisch vrouwelijks’?
Harde bedrijfscultuur
“Op allerlei plekken in de samenleving is er nog een verschil tussen mannen en vrouwen, ook op de werkvloer,” zegt journalist Milou Deelen, die samen met journalist Daan Borrel het boek Krabben: van vrouw tot vrouw schreef (verschijnt 16 juni). “Neem de UvA, waar maar één op de vier hoogleraren vrouw is. Als jij en drie vriendinnen hoogleraar willen worden, is dat moeilijker voor elkaar te krijgen dan wanneer een man en drie vrienden dat willen bereiken. In zo’n situatie kan het krabbenmandeffect ontstaan: er is te weinig ruimte voor vrouwen, waardoor ze het idee krijgen dat ze met elkaar in competitie zijn. Ergens zijn ze dat dus ook.”
Volgens de auteurs zijn vrouwen niet van nature jaloers of venijnig, zoals nog weleens wordt gedacht, maar vertonen ze dat gedrag alleen omdat ze zich bedreigd voelen. Dat kan op elke plek gebeuren, beschrijven ze in hun boek, maar ze denken dat het op de werkvloer voornamelijk gebeurt binnen grote bedrijven waar veel hiërarchie heerst, zoals banken en universiteiten. Gevolg: ze helpen minder snel andere vrouwen. Want solidair zijn is lastig als je bang bent je plek kwijt te raken.
Een typisch vrouwelijk fenomeen is die ‘krabbenmand’ trouwens niet, al zijn vrouwen volgens Deelen en Borrel eerder geneigd een vrouw dan een man met macht naar beneden te halen. Mannen kunnen net zo goed roddelen, stoken, elkaar tegenwerken en met elkaar concurreren op de werkvloer.
Zij gaan er over het algemeen alleen anders mee om, zegt arbeids- en organisatiepsycholoog Tosca Gort. “Er zijn verschillen tussen het mannelijke en vrouwelijke brein. Daar praten we niet graag over, omdat we willen dat die gelijk zijn, maar ze zijn toch echt anders geprogrammeerd, blijkt uit onderzoek. Zo hebben vrouwen een socialer brein: hun hersenen maken meer oxytocine aan, een hormoon dat een belangrijke rol speelt bij sociale interactie en emoties. Daardoor krijgen ze eerder een goed gevoel van samenwerken dan mannen, maar doet het ze ook meer pijn als ze een ‘sociaal foutje’ maken. Als ze bijvoorbeeld carrière willen maken in een harde bedrijfscultuur, maar te maken krijgen met negatieve feedback of vervelende opmerkingen, voelen ze zich daar sneller en langer onprettig bij dan mannen. Dat kan pijn doen. Ik spreek in algemeenheden, uiteraard – er zijn genoeg vrouwen die daar maar tot een bepaalde hoogte last van hebben en zich er gewoon doorheen beuken. Maar sommigen geven hun ambitie om hogerop te komen daardoor op.”
Babette (39) herkent het verschil in de manier waarop vrouwen en mannen in werksituaties reageren. Zij werkte een paar jaar voor een groot farmaceutisch bedrijf, waar een harde en competitieve bedrijfscultuur heerste. “Er werd met provisies en winstdeling naar resultaat gewerkt, dus het was ieder voor zich. Mijn ervaring is dat de mannen in dat bedrijf daar beter mee overweg konden dan de vrouwen. Die hadden verhitte discussies tijdens een pittige vergadering en deden daarna gewoon een biertje samen, terwijl vrouwen – uitzonderingen daargelaten – langer in conflictsituaties bleven hangen en zelfs wat rancuneus werden. Ik denk dat ze die situaties doorgaans ook wat meer op zichzelf betrokken. De mannen hadden daar minder last van.”
Overlevingsstrategie
Vrouwen die doorstromen naar de top van het bedrijfsleven, moeten stevig in hun schoenen staan. Ze lopen namelijk risico om als ‘bitch’ te worden gezien. Janka Stoker, hoogleraar leiderschap en organisatieverandering, noemde bankier Olga Zoutendijk eens als voorbeeld. “Die kreeg allerlei verwijten: ze was een manwijf en veel te dominant. Maar stelt een vrouw zich meer vrouwelijk op, dan is ze geen goede leider. Dus kiezen vrouwen er vaak voor om dan maar een goede leider te zijn en nemen ze voor lief dat ze een dominant type gevonden worden. Daar moet je wel tegen kunnen.”
Volgens Tosca Gort hebben vrouwen in de top van het bedrijfsleven ook vaak eigenschappen die als mannelijk worden gezien: ze zijn bijvoorbeeld competitief, assertief en resultaatgericht. Die hebben ze ook hard nodig, want vrouwen lijken zich nog altijd meer dan mannen te moeten bewijzen als goede leider. Allemaal vanwege verwachtingen die we van mannen en vrouwen hebben, legde hoogleraar sociale en organisatiepsychologie Belle Derks al eens fijntjes uit: we verwachten onbewust nog steeds dat vrouwen verzorgend en warm zijn, en mannen daadkrachtig en sterk. Vrouwen moeten zich, kortom, door heel wat vooroordelen en verwachtingen heen worstelen naar de top.
Daardoor kan zelfs iets ontstaan wat ‘queen bee’-gedrag heet: topvrouwen helpen andere vrouwen binnen het bedrijf niet om óók hogerop te komen, maar werken ze juist tegen. Ze zijn bijvoorbeeld tegen het invoeren van een diversiteitsbeleid, of zeggen dat andere vrouwen niet hard genoeg werken. En dat kan killing zijn voor de werksfeer en carrièrekansen, weet Elif (28): “Ik werkte bij een mediabedrijf en had een leidinggevende die het nodig vond om haar team, bestaande uit alleen maar vrouwen, tegen elkaar uit te spelen om zo haar eigen positie te verstevigen. Ze speelde overal de begripvolle brandjesblusser, terwijl ze zelf heel bewust de vuurtjes aanstak. De grote baas wist dat niet en zag haar als ultieme teamleider, dus aan het eind van het jaar kreeg ze een flinke bonus. Ze gaf nooit complimenten, pronkte met andermans werk en gaf collega’s de schuld van fouten die zij had gemaakt. Dat haar gedrag voor spanningen zorgde, leek haar niets uit te maken. En van zo iemand was ik dan afhankelijk. Ik voelde me heel teleurgesteld, verraden en onveilig.” Tot zover de sisterhood.
Hoe oncollegiaal ook, het ‘queen bee’-gedrag is te verklaren. Het is een manier voor topvrouwen om zich staande te houden binnen een bedrijf met veel genderongelijkheid, aldus Derks, en komt vooral voor in organisaties waar vrouwen weinig steun ervaren. Ze voelen zich niet beter dan de rest, maar nemen afstand van de rest als overlevingsstrategie.“Leidinggevende vrouwen gedragen zich niet zo omdat ze dat graag willen,” zegt Deelen. “Het komt doordat zowel mannen als vrouwen vastzitten in de structuur van hun bedrijf en daarin moeten zien te overleven. Dat legt cultuurwetenschapper Margriet van Heesch goed uit in ons boek. In sommige branches is het zelfs goed voor je carrière als je je neerbuigend over andere vrouwen uitlaat of kan het averechts werken als je andere vrouwen helpt. Als een vrouwelijke topwetenschapper alleen maar vrouwen benoemt, kan haar vakgebied zelfs minder aanzien krijgen – alleen al vanwege het feit dat vrouwen minder betaald krijgen. Waar minder geld wordt verdiend, is minder aanzien.”
Het idee dat vrouwen elkaar per definitie afvallen op de werkvloer, klopt gelukkig niet: er zijn genoeg vrouwen die elkaar wél vooruithelpen, collegiaal zijn en niemand naar beneden trappen als ze aan de top staan. Dat vindt hun sociale brein niet alleen fijn; ze helpen er ook hun eigen carrière nog eens mee. Vrouwen die elkaar steunen, zijn succesvoller dan vrouwen die de strijd met elkaar aangaan, blijkt uit recent onderzoek.
New girl’s club
Naar die effecten is alleen nog weinig onderzoek gedaan, zegt Tosca Gort: “Er wordt over het algemeen minder onderzoek naar vrouwen gedaan dan naar mannen. Dat is lang de bias geweest; emancipatie bestaat pas relatief kort. En het onderzoek dát er over dit onderwerp is, gaat vooral over de negatieve aspecten. Die zijn er absoluut, zoals dat ‘queen bee’-gedrag in grote, kapitalistische bedrijven. Maar er zitten ook positieve kanten aan. Vrouwen zoeken elkaar bijvoorbeeld steeds vaker op en sluiten een bond, waardoor een new girl’s club ontstaat in plaats van een old boys’ network.”
Dat deed Elif ook: door het gedrag van haar manipulatieve baas nam ze haar teamgenoten in vertrouwen, die het probleem herkenden. Dat schepte een band: “Mijn baas wilde een kloof tussen ons creëren, maar bereikte het tegenovergestelde.”
Als je de sisterhood een handje wilt helpen, is het slim om na te gaan waarom collega’s, je baas of jijzelf ‘krabbengedrag’ vertonen, zegt Deelen. “Pas als je je bewust bent van de situatie, kun je iets veranderen. Wat je zelf kunt doen? Val geen andere vrouwen in het openbaar af, en zeg tegen jezelf dat je competitieve gevoelens mag hebben. Die hoef je niet weg te drukken omdat je een vrouw bent. En leer van jezelf te houden.” Een gouden tip, vindt ook Gort. “Iemand die zelfliefde en zelfinzicht heeft, zal zich niet bedreigd voelen door collega’s of geneigd zijn anderen neer te halen.” Tijd om je sociale brein aan het werk te zetten.
EvaJinek.nl, 16 mei 2020