Opgroeiend in een tijd waarin je niet ging werken, maakten ze toch allemaal carrière. Els Quaegebeur (44) interviewde vakvrouwen met zo’n vijftig jaar ervaring. ‘Dit zijn geen verhalen uit de oude doos.’
KIM VAN DER MEULEN
‘Be a lady, and be independent.’ Het boek De kok, de boerin, haar advocaat en dier verpleegster van journalist Els Quaegebeur begint met een belangrijke les die Ruth Bader Ginsburg van haar moeder meekreeg. Onafhankelijk worden was geen gebruikelijk advies in de tijd waarin de nu 85-jarige rechter opgroeide, maar ze nam het ter harte. Veel van de veertien oudere Nederlandse vrouwen die Quaegebeur interviewde, kregen hetzelfde advies – en allemaal zwommen ze tegen de stroom in.
Wat interesseert u zo aan vrouwen die tegendraadse carrièrekeuzes maakten?
“Het is aantrekkelijk om te praten met mensen die vol overgave een vak beoefenen. Ik kwam altijd vrolijk terug na interviews met vrouwen voor onder andere Het Parool en kreeg er enthousiaste reacties op. Zo ontstond het idee om bekende en onbekende vrouwen te interviewen, met hun beroep als uitgangspunt. Dat werkte: via dat vak wandel je vanzelf langs alle belangrijke ijkpunten in iemands leven. Waarom koos je voor dat ene beroep? Wat deed je moeder? Hoe zag dat werk eruit toen je jong was?
De leeftijd van de vrouwen – de jongsten in mijn boek lopen tegen de zeventig – maakt het ook bijzonder. Ze groeiden op in een tijd waarin je als vrouw niet ging werken, tenzij je een alleenstaande moeder was of erg arm, maar hebben toch altijd gewerkt en waren daardoor financieel onafhankelijk. De cijfers zijn nu wel anders; Nederland is erg van het parttime werken. Als ze er alleen voor kwamen te staan, zouden ze er vast iets aan veranderen, maar kennelijk vinden veel vrouwen het niet erg dat ze een partner nodig hebben om rond te kunnen komen.”
Is uw boek bedoeld als statement?
“Nee, dat niet. Dat zou te moraliserend zijn, te veel met het vingertje wijzend. Iedereen heeft zo z’n eigen omstandigheden en maakt z’n eigen keuzes. Ik heb bijvoorbeeld een lichte angststoornis. Dankzij een vrij saai rust-reinheid-regelmaatleven heb ik die nu goed onder controle, maar waarschijnlijk zou ik zonder stoornis meer verhalen schrijven dan ik nu doe: op dagen dat ik bang ben, raak ik daar veel energie aan kwijt. Ik wil dus helemaal niet zeggen: iedereen moet fulltime werken. Dat doen de vrouwen in mijn boek ook niet. Die vertellen alleen hun eigen verhaal.”
U interviewde onder anderen een advocaat, een cardioloog, een schrijver en een relatietherapeut. Zag u overeenkomsten?
“Veel van de vrouwen hadden bijzondere ouders voor die tijd: ze stimuleerden hun dochters enorm. Cardioloog Harriette Verwey, 67 jaar, deed als meisje een beroepskeuzetest op school en vulde in dat ze dokter wilde worden omdat alle meisjes dat invulden. Thuis zei haar moeder: ‘Maar je weet helemaal niet wat dat vak inhoudt. Hier heb je een gulden, ga je maar inlezen in de bibliotheek. Ze kwam terug met doktersromannetjes. Dat romantische gedoe vond ze leuk, maar die stoere dokter en bevallige verpleegkundige stonden aan het bed van iemand die ze beter moesten maken – dat vond ze pas interessant. Dankzij haar weten we tegenwoordig dat vrouwen bij hart- en vaatziekten andere klachten hebben dan mannen.”
En qua karakter?
“Daar zag ik overeenkomsten in kleine dingen: ze liftten vroeger rustig in hun eentje, en twee van de vrouwen hebben een grote motor. Ze hebben durf en zijn onverschrokken. Ook zijn ze allemaal heel harde werkers. Dat loont: ze werden steeds beter in hun werk en haalden er erkenning, zelfrespect en daardoor lol in het leven uit.”
Aan huisarts Fransje van der Waals vroeg u of ze geen spijt had van haar harde werk. Worstelden sommige vrouwen daarmee?
“Dat idee heb ik niet. De meeste geïnterviewden blijven bezig, die bemoeien zich met van alles en nog wat. Het was zelfs moeilijk afspraken met ze te maken. Ik dacht in eerste instantie: het is vast makkelijk om ze te spreken in de week waarin ik dat wil. Alsof ze klaar zouden zitten met thee en koekjes, blij dat iemand langskwam. Nou, die thee en koekjes waren er altijd, maar dan drie weken later, als ze eens tijd hadden. Tijdens mijn gesprek met actrice Ingeborg Elzevier, die nu 83 is, kwamen voortdurend appjes op haar iPhone binnen. Alleen tennisser Betty Stöve, die alleen maar heeft getennist en daardoor veel van huis was, gaf toe dat ze weleens eenzaam was. Maar wie is dat nooit geweest? Dat kun je zelfs zijn in een relatie of met een gezin.”
Sommige geïnterviewden, zoals Betty Stöve en beeldend kunstenaar Marte Röling, kozen niet voor kinderen. Ook een ongebruikelijke keuze in hun tijd.
“Klopt. Als het ervan was gekomen, zouden ze volgens mij trouwens leuke, goede moeders geweest zijn. Betty was het hele interview bijvoorbeeld best streng voor me, maar net voordat ik wegging, draaide ze zich nog even om en vertelde ze me waar ik een kaartje moest kopen op dat grote station in haar woonplaats Antwerpen. Heel lief – een deugd die volgens mij tegenwoordig te weinig aandacht krijgt.”
Gaven de interviews inzicht in de manier waarop beroepen zijn veranderd in de loop der tijd?
“Ja, ik wilde laten zien: dit zijn geen verhalen uit de oude doos. Huisarts Fransje van der Waals, die met 69 jaar helemaal nog niet zo oud is, heeft in haar praktijk de burn-out zien opkomen. En in haar begindagen sliepen vrouwen in de overgang slecht, omdat hormoontherapie nog niet bestond. Mensje van Keulen was lang een van de weinige vrouwelijke schrijvers. Ze kon ervan rondkomen, maar kreeg vaak de vraag: en wat doe je ernaast? Ook in de sociale advocatuur is veel veranderd. Ties Prakken kon in de jaren zeventig bijvoorbeeld rondkomen van een toevoegingspraktijk (gefinancierde rechtsbijstand, red.), wat nu niet meer zou kunnen, en toen zij haar carrière begon waren er nog geen vrouwelijke strafrechtadvocaten. Toen ze in het kennismakingsproces voor haar beëdiging als advocaat zei dat ze strafrechtadvocaat wilde worden, kreeg ze te horen: ‘O, zeker kinderstrafrecht?’ Een vrouw zou ten slotte wel iets met kinderen willen. Vrouwen mogen elkaar wel wat meer steunen.”
Schreef u het boek met lezers van een bepaalde generatie in gedachten?
“Nee, maar ik heb het opgedragen aan mijn zevenjarige dochter Kate en alle lieve kleine meisjes die bij ons thuis komen spelen, omdat zij nog voor al die keuzes staan. Kinderen zijn op jonge leeftijd al bezig met wat ze later willen worden – Kate wil op dit moment bakker en juf worden. Wat me opviel aan mijn dochter en haar vriendinnetjes, is dat niemand die vraag meer beantwoordt met ‘moeder’. Toen ik opgroeide was dat nog heel normaal, ook al had ik een werkende moeder. Tegenwoordig hebben veel kinderen een werkende moeder. Ik hoop dat dit boek enerzijds een feest van herkenning is en anderzijds mogelijkheden, verwondering en inspiratie biedt. Ik heb er geen boek met levenslessen van geprobeerd te maken, maar je kunt eruit halen wat je wilt. Of je leest het gewoon lekker als andermans levensverhalen.”
Hebben de verhalen u aan het denken gezet over uw eigen oude dag?
“Ja, ik zou ook wel 75 willen worden zoals de vrouwen in dit boek. Hoewel ze veel hebben meegemaakt – de Tweede Wereldoorlog komt in veel anekdotes voor – vond ik ze vrij vrolijk allemaal. Niet lichtzinnig, maar optimistisch en geestig. Met gezonde eigenwaarde.”
De kok, de boerin, haar advocaat en dier verpleegster – vrouwen met 50 jaar ervaring
Het Parool, 11 maart 2019