Ashton Brothers: ‘Pijn hoort erbij’

Cabaret, slapstick, muziek en acrobatiek: de Ashton Brothers zijn van alle markten thuis. Op 8 december worden de vier alleskunners in het zonnetje gezet tijdens het Comedy Ball. CJP sprak alvast met Ashton Brother Friso van Vemde.

Wat kunnen we tijdens het Comedy Ball van de Ashton Brothers (Friso, Pim Muda, Pepijn Gunneweg en Joost Spijkers, red.) verwachten?
‘Een groot deel van het programma wordt op de radio uitgezonden. Dat is wat lastig, omdat we fysiek en visueel theater maken. Maar we maken ook veel muziek, dus daar gaan we ons vooral op richten.’

Waarom maken jullie zo weinig gebruik van taal?
‘Dat is eigenlijk vanzelf ontstaan. In het begin van onze loopbaan gebruikten we veel dialogen, maar al doende hebben we ontdekt dat we beter zijn in fysiek, visueel en muzikaal spel. Onze inspiratie is de oude slapstick van Laurel & Hardy, maar ook Monty Python, Mr. Bean en Jackass. Fysieke komedie is van alle tijden.’

Jullie maken slapstick, acrobatiek, cabaret en muziek. Is er niet één genre dat je het beste ligt?
‘Nee, we voelen ons overal goed in thuis. We maken allemaal muziek, hebben dezelfde trapezetraining en spellessen gehad en hebben ons in komische technieken verdiept. Op de Kleinkunstacademie maakten we eens een persiflage op een cabaretliedje. Die was middelmatig, maar de fysieke act die we erbij deden was wel sterk. Meteen wisten we: dit willen we. Je zou kunnen zeggen dat we naar de Kleinkunstacademie gingen om elkaar tegen te komen.’

Waren jullie toen al echte acrobaten?
‘Een regisseur op de Kleinkunstacademie wilde iets met acrobatiek doen. Daar hadden we geen kaas van gegeten, maar we wilden het wel eens proberen. We kochten een boekje, Acrobatiek voor beginners, en op pagina 168 stond een imposante truc. We zijn net zo vaak naar beneden gedonderd tot we het konden.’

En natuurlijk is er wel eens iets misgegaan tijdens het oefenen met al die halsbrekende toeren.
(Lacht): ‘Wil je de volledige lijst? We zijn eens met z’n tweeën uit een trapeze gevallen, waarbij mijn elleboog uit de kom schoot. En Pim brak zijn pols toen hij van een nogal wiebelige stellage afviel. En we hebben gekneusde ribben, tanden door de lip, zeshonderd kneuzingen en blauwe plekken opgelopen. Het blijft kwajongenswerk, maar een beetje pijn hoort bij dit vak.’

Wat is het verschil tussen circusacts en een show van de Ashton Brothers?
‘We hebben ons wel verdiept in de oude variété en burlesque shows, maar we zijn geen variétéartiesten. We proberen een zekere tragiek of diepere laag in onze shows te verwerken. Denk aan Ouverture 1812 van Tsjaikovski. Je hoort kerkklokken en kanonnen en weet: dit gaat over de waanzin van de oorlog. Dat verwerkten we in de orkestscène (in de voorstelling Ballyhoo!, red.). Het gaat niet om de grap, maar om het verhaal. Dat is het verschil tussen theater en circus.’

Wat had je gedaan als de shows geen succes waren geworden?
‘Dat is niet aan de orde, want ik wist altijd al dat ik op het toneel wilde staan. En dat ik meer wilde doen dan alleen liedjes zingen. Ik wilde in mijn jeugd altijd stuntman worden. Met auto’s door brandende huizen rijden, fantastisch! Nu komt alles samen.’

Wat maakt een scène leuk om te spelen?
‘Ik vind een scène interessant, als je eraan moet blijven werken. Je speelt een voorstelling driehonderd keer of vaker, dus er is een gevaar dat je een routine ontwikkelt. Even iets heel kleins aanpassen, een andere blik, een andere noot, net iets meer tijd nemen; dat is interessant. Dat is met z’n vieren gecompliceerd, omdat je voortdurend rekening moet houden met de anderen. Maar gelukkig spelen we in een groep mensen die gewaagd zijn aan elkaar.’

CJP, november 2008