De kwaliteit van ons zaad holt al decennia achteruit, en die trend zet zich voort. Hoe staat de mannelijke vruchtbaarheid ervoor? En is het tij nog te keren?
tekst Kim van der Meulen
De afgelopen vijftig jaar zijn we er op veel vlakken op vooruitgegaan, maar zaadkwaliteit is daar niet één van. Bevatte een milliliter sperma in de jaren zeventig nog gemiddeld nog 90 miljoen zaadcellen; nu ligt dat aantal rond de 40 miljoen. Een geleidelijke, maar duidelijke achteruitgang. En die zet nog altijd door. Moeten we ons zorgen maken? “Dat de zaadkwaliteit zo sterk is afgenomen, betekent niet meteen dat mannen nu onvruchtbaar zijn,” antwoordt dr. Gert Dohle. Hij is uroloog en doet bij het Erasmus MC wetenschappelijk onderzoek naar onder meer de oorzaken van mannelijke onvruchtbaarheid. “Maar als het zo verdergaat, krijgen wel steeds meer mannen vruchtbaarheidsproblemen.” Die problemen kunnen worden veroorzaakt door bijvoorbeeld een te lage concentratie zaadcellen of zaadcellen die niet beweeglijk genoeg zijn. Daar merk je in het dagelijks leven niks van, maar het is wel verdomd lastig als je partner en jij een kind proberen te krijgen. En de cijfers liegen niet: generaties voor ons waren beter in staat een vrouw zwanger te maken dan mannen van nu.
Afwijkingen
Waarom die zaadkwaliteit zo achteruit holt, is niet met zekerheid te zeggen. Maar het is wel heel waarschijnlijk dat leefstijl daar een belangrijke rol in speelt. Te weinig bewegen, overgewicht, roken, drugs, veel cafeïne, drank: alles waarvan je moeder vroeger al vertelde dat het slecht voor je was, is ook slecht voor je zwemmers. “Mannen met een ongezonde leefstijl hebben vaak ook een verminderde vruchtbaarheid,” zegt Dohle. “Die leefstijl is daar vaak niet direct de oorzaak van, maar het heeft absoluut invloed. Daarom adviseren we veel mannen die bij ons op het spreekuur komen en van wie het zaad niet goed blijkt te zijn om hun leefstijl aan te passen. Daarna zien we vaak een verbetering van de zaadkwaliteit.”
Er spelen ook factoren mee waar je niks aan kunt doen. Heb je te weinig of geen zaadproductie? Dan functioneren je zaadballen gewoon niet goed. Bijvoorbeeld doordat een testikel niet is ingedaald, of doordat er stoornissen zijn in de hormoonproductie. Dat laatste is doorgaans te herkennen aan een erg kleine testikel (al is het de vraag of je dat van jezelf weet: vergelijkingsmateriaal heb je misschien niet direct). “Een niet goed functionerende testis is in veel gevallen aangeboren,” zegt Dohle. “Dat wil zeggen: er is iets misgegaan met de ontwikkeling van de zaadballen tijdens de zwangerschap – toen diegene dus als baby in de baarmoeder zat. Met name de eerste drie maanden van een zwangerschap zijn zowel bij jongens als meisjes erg belangrijk voor de ontwikkeling van het geslachtsorgaan. Mannen zien daar pas op latere leeftijd, als er een kinderwens is, de gevolgen van: een verminderde zaadkwaliteit, soms zelfs helemaal geen zaadcellen meer produceren, of minder productie van het mannelijke hormoon testosteron.”
Mocht je nu denken: aangeboren afwijkingen bestonden toch in de jaren zeventig ook al? Dat klopt. Maar die kwamen toen wel minder vaak voor dan tegenwoordig. De laatste jaren is er een duidelijke een afname van zaadkwaliteit zichtbaar, en tegelijkertijd een toename van mannen met testisafwijkingen. Denk daarbij aan vruchtbaarheidsproblemen, te weinig testosteron en zaadbalkanker. “We denken dat die toename van afwijkingen te maken heeft met de testisontwikkeling,” zegt Dohle. Oftewel: die ontwikkeling gaat er anders aan toe dan vroeger. Hoe kan dat? “Aangeboren afwijkingen kunnen erfelijk zijn, maar genetische factoren verspreiden zich niet zo snel door een populatie dat je die forse achteruitgang van zaadkwaliteit kunt verklaren,” zegt Dohle. Bovendien heeft maar een klein deel van alle mannen met vruchtbaarheidsproblemen daarmee te maken: “Ik zie in de praktijk vooral mannen met kleine testis of testiculaire ontwikkelingsstoornissen. Wat tijdens de zwangerschap precies is misgegaan is lastig te zeggen, maar we denken dat omgevingsfactoren vroeg in de zwangerschap een negatieve invloed hebben gehad op de geslachtsontwikkeling.”
Wat die omgevingsfactoren kunnen zijn? Hormoonverstorende stoffen, die in water, de lucht en de hele voedselketen zitten. Ook weekmakers in plastic, vlamvertragers in computers, pesticiden en medicijnen kunnen de hormoonhuishouding verstoren. Dat klinkt wat enger dan het is: “Het zijn chemicaliën waar we dagelijks mee in aanraking komen en die in heel kleine hoeveelheden ook in onze urine zitten,” legt Dohle uit. “Maar als je daar in verhoogde mate mee in aanraking komt, kan dat in een vroeg stadium van de zwangerschap invloed hebben op de testisontwikkeling.”
Onder behandeling
Als het zwanger raken niet lukt, wordt vaak gedacht dat het probleem bij de vrouw ligt. Geen vreemde gedachte: een meisje wordt geboren met de hele voorraad eicellen die ze in haar leven zal hebben, en vanaf de puberteit neemt dat aantal al af. Vanaf dertigjarige leeftijd holt de kans op een natuurlijke zwangerschap bij vrouwen achteruit en vanaf de veertig is de kans minimaal. Niet voor niets werd jaren geleden nog weleens gezegd: ‘een slimme meid neemt haar kind op tijd.’ Voor mannen lijkt die houdbaarheidsdatum niet te gelden: die kunnen nog tot op zeer hoge leeftijd een kind krijgen. Toch? “Mannen kunnen hun hele leven zaadcellen produceren, maar dat zegt niets over de kwaliteit ervan,” antwoordt dr. Math Pieters. Hij is klinisch embryoloog, hoofd van het voortplantingslaboratorium van het Universitair Medisch Centrum Utrecht en voorzitter van vereniging voor klinische embryologie (KLEM). “Onder invloed van omgevingsfactoren – en simpelweg door het ouder worden – neemt de kans op genetische foutjes toe.” Dat is een natuurlijk proces: als je ouder wordt, neemt de schade aan je cellen toe. Ook aan je zaadcellen, dus. Een eicel kan een aantal van die fouten corrigeren, maar niet alles. Als het gaat om gezinsuitbreiding, doet ook de leeftijd van de man er dus zeker toe.
Mannen die voor voortplantingsuitdagingen staan, hoeven de hoop op een gezin gelukkig niet meteen op te geven. “Als het niet lukt om zwanger te worden, kom je doorgaans eerst bij de huisarts terecht,” zegt Pieters. “Die zal je niet meteen doorsturen naar een specialist, maar je adviseren eerst een jaar lang te proberen zwanger te worden. Op het moment van de eisprong gemeenschap hebben, dus. Of zoals ik het studenten weleens uitleg: als je voor je werk veel onderweg bent en dus maar vier keer per jaar op het juiste moment thuis bent, kun je moeilijk spreken van een jaar proberen.” Lukt het in dat jaar niet, dan volgt een doorverwijzing naar een kliniek. De man en de vrouw krijgen een vruchtbaarheidsonderzoek om te zien wat er aan de hand is. Die bestaat bij mannen uit een spermatest – inderdaad: de zaadlozing opvangen in een potje. Onder een microscoop wordt bekeken hoeveel zaadcellen er in het vocht zitten, hoe die zwemmen en hoe ze eruitzien. Blijkt het zaad van slechte kwaliteit te zijn of kan er geen verklaring worden gevonden voor de verminderde vruchtbaarheid, dan is de volgende stap vaak inseminatie. “Daarbij wordt een gewassen portie zaad bij de baarmoeder binnengebracht, zodat het zaad die lange weg niet zelf hoeft af te leggen,” legt Pieters uit. “Het is de eenvoudigste optie in het behandeltraject. Je legt de zaadcellen eigenlijk alleen op de plek waar ze moeten zijn; daarna doen ze zelf hun werk.”
Als er zo’n lage concentratie zaadcellen is gevonden dat die het nooit op eigen kracht gaan redden, wordt meestal gekozen voor IVF. Dat is ingrijpender, want de vrouw krijgt hormonen toegediend om eicellen te laten rijpen (mannen komen er makkelijker vanaf: die leveren weer een potje zaad in). De eicellen en de meest beweeglijke zaadcellen worden samengebracht in het laboratorium, doen daar ook hun eigen werk, en de bevruchte eitjes worden vervolgens in de baarmoeder teruggeplaatst.
Blijft een bevruchting via IVF ook uit – door een lagere kwaliteit van zaadcellen bijvoorbeeld, of zonder aanwijsbare oorzaak – dan kun je ICSI (Intra Cytoplasmatische Sperma Injectie) overwegen, zegt Pieters. “Bij deze behandeling selecteren we in het laboratorium per eicel één zaadcel, en die prikken we met een naaldje in de eicel. Voor die eicel betekent dat eigenlijk ‘bruut geweld’, maar die zaadcel zal niet vanzelf proberen binnen te dringen en de eicel te bevruchten. Zo omzeilen we die hele reis door de baarmoeder. We selecteren natuurlijk alleen zaadcellen die er normaal uitzien en beweeglijk zijn.” Dat is nog een aardige klus, want heel wat zaadcellen hebben wel een klein foutje in de kop of staart, vertelt de klinisch embryoloog. “Als we tien procent normale zaadcellen vinden, is dat fijn. Daar kunnen we wat mee. Maar het gaat uiteindelijk om het totaal: hoe groot was je zaadmonster, hoeveel zaadcellen zitten erin en hoeveel daarvan zijn goed beweeglijk? Dat bepaalt de vruchtbaarheid van de man.”
De kans op een zwangerschap wordt met deze behandelingen vergroot, maar garanties zijn er niet, benadrukt Pieters. “Voor zowel IVF als ICSI geldt dat 60 tot 65 procent van de eicellen wordt bevrucht. Maar hoe goed dat ook gaat, soms zien we dat de bevruchting helemaal niet lukt.”
Koelhouden
Kortom: je hebt je vruchtbaarheid niet zelf in de hand. En dat de kwaliteit van je zaadcellen met de jaren lager wordt, kun je niet voorkomen. Maar er zijn wel dingen die je kunt doen om de boel daarbeneden zo gezond mogelijk te houden. Zo min mogelijk roken, alcohol drinken en drugs gebruiken bijvoorbeeld, stress zoveel mogelijk vermijden en je cafeïne-inname beteugelen. Blijf ook heel ver weg van testosteronmedicatie en anabole steroïden. Omdat zaadcellen in de bijbal rijpen onder invloed van testosteron, denken sommige mannen dat het een goed idee is om extra testosteron in te nemen – maar dat werkt averechts, zeggen beide artsen. “Dat onderdrukt de productie van eigen hormonen,” licht Dohle toe. “Geen testosteron nemen als je graag kinderen wilt, dus.” Ga ook niet te vaak naar de sauna, zegt Pieters: “Je lichaam vaak blootstellen aan hoge temperaturen is desastreus voor zaadcellen. De balzak hangt niet voor niets aan de buitenkant van het lichaam: daar is het altijd iets koeler dan 37 graden.” De zaadcelproductie werkt het best als de ballen ongeveer twee graden koeler zijn dan lichaamstemperatuur. Daarom trekken de ballen ook iets naar het lichaam toe als je het koud hebt, en hangen ze er iets van af als je bijvoorbeeld koorts hebt. “Door warmte, zoals bij hoge koorts, kan tijdelijk de spermakwaliteit verminderen,” zegt Pieters. “Het duurt zestig tot negentig dagen voor dat weer hersteld is.”
En dan nog de belangrijke adviezen waar je je ongetwijfeld allang aan houdt: gezond eten en voldoende bewegen. Overgewicht en obesitas kunnen leiden tot minder en minder beweeglijke zaadcellen. “Je zaadkwaliteit is min of meer een reflectie van je gezondheid: hoe zieker je bent, hoe slechter je zaad,” zegt uroloog Dohle. “Als je gezond leeft, is dat optimaal voor je zaadcelproductie.”
Check je ballen
Elk jaar krijgen ongeveer 775 mannen in Nederland te horen dat ze zaadbalkanker hebben, en dat aantal neemt toe. De meesten van hen zijn jonger dan 50 jaar. Als je er op tijd bij bent, is de genezingskans groot. Word je behandeld met chemotherapie, dan kun je (tijdelijk) onvruchtbaar worden: chemo schakelt alle snel delende cellen uit, en daarmee ook de aanmaak van zaadcellen. Alle reden om je zaadballen in elk geval één keer per maand te controleren, dus. Zo kun je een eventuele tumor op tijd ontdekken en is de kans op genezing het grootst. Doe dit zelfonderzoek na een warm bad of een warme douche, want dan is de balzak het meest ontspannen. Ga staan en voel de zaadbal voorzichtig tussen duim en wijsvinger. Doe dit met beide ballen, een voor een. Let vooral op een zwelling, een verharding of een andere verandering. Voel je zoiets? Neem dan meteen contact op met je huisarts. Bekijk hier een filmpje van het Erasmus MC voor extra uitleg. (bronnen: umcg.nl, kanker.nl)
Gepubliceerd in Men’s Health, oktober 2022