DOOR: KIM VAN DER MEULEN FOT: CARLY WOLLAERTDenise Admiraal laat een filmpje van zichzelf zien. Ze zit op een stoel en beantwoordt simpele vragen: hoe heet je? Waar woon je? De antwoorden komen met horten en stoten naar buiten – een enorm verschil met de nagenoeg vloeiende manier waarop ze nu praat. Het filmpje werd gemaakt op de eerste avond van de cursus die ze anderhalf jaar geleden volgde als laatste hoop om van haar gestotter af te komen. “Zo zie je waar de spanning in je lijf zit en welke trucs je gebruikt,” zegt Admiraal.Welke trucs gebruikte u?
“Ik had er heel veel. Zo zei ik ‘hun’ in plaats van ‘zij’ – verschrikkelijk, maar de h was makkelijker uit te spreken. Ik stond al op met de gedachte: wat zijn vandaag de spreeksituaties? Daar probeerde ik dan omheen te werken. Als ik een afspraak had, zorgde ik bijvoorbeeld dat ik er als eerste was en nam ik vast een drankje, zodat ik niet hoefde te bestellen in het bijzijn van de ander. Etentjes zegde ik weleens af met een smoes, en als ik toch ging moest ik nét naar de wc als de bestelling werd opgenomen. In een meeting schreef ik vooraf alvast wat punten op, zodat ik die gewoon kon aanwijzen. Ik deed er alles aan om niet te laten horen dat ik stotterde. Ik wilde het geheimhouden.”
Waarom?
“Uit angst, frustratie en schaamte. Nu ik dat filmpje terugzie, voel ik het verdriet weer. Ik had het gevoel dat ik de enige was die stotterde en er met niemand over kon praten. Raar natuurlijk, want er zijn veel mensen die er last van hebben. Er viel ook niet over praten; ik was jarenlang in ontkenning. Als ik iets hoorde over het tv-programma Sprakeloos, waarin mensen een stottercursus volgen, dacht ik: daar hoor ik niet bij, zo erg is het niet. Terwijl het gestotter er ondertussen voor zorgde dat ik niet mezelf kon zijn. Ik praat graag en ben spontaan, maar doordat ik stotterde vroeg ik nooit iets aan anderen en vermeed ik oogcontact.”
Had u er ook last van op het hockeyveld?
“Op het veld had ik zo veel adrenaline dat het prima ging. Daar hoef je ook geen hele verhalen te vertellen. ‘Naar voren!’ of ‘Iets naar links!’ is genoeg. Voorafgaand aan een wedstrijd had ik vaak wel iets te zeggen, maar dat kon ik niet. Achteraf denk ik: wat zonde.”
Hoe ging uw tweelingzus Daphne, met wie u samen hockeyde, ermee om?
“Nou, zij stottert niet. Dus zij loste vroeger altijd alles voor me op. Met veel liefde, al weet ik dat ze het ook weleens vervelend vond. Als we ergens aankwamen, zei ze bijvoorbeeld: ‘Ik ben Daphne en dit is Denise’. Of ze belde namens mij met de Belastingdienst of de huisarts. Op dat moment was het fijn dat ze het voor me oploste, maar mijn angst om de volgende keer zelf zo’n belletje te plegen groeide daardoor. Voor veel mensen is het heel vanzelfsprekend, maar als ik nu de huisarts heb gebeld, denk ik: yes!”
Wat was uw eerste stap om van het gestotter af te komen?
“Vanaf mijn zesde probeerde ik allerlei therapieën: ontspanningstherapie, ademhalingstherapie, een cursus bij het Del Ferro Instituut. Die laatste werkte voor mij niet, want er werd gezegd: ‘Vanaf nu hoef je nooit meer te stotteren.’ Doe je dat daarna toch weer, dan voelt het dus alsof het je eigen schuld is. Dat maakte mijn zelfhaat alleen maar groter. Op mijn 23ste stopte ik met therapie. Na de zoveelste terugval waarna ik weer meer ging stotteren, dacht ik: laat maar. Ik worstelde me door mijn master film- en televisiewetenschap heen, maar kwam in een enorm negatieve spiraal terecht. Ik had een lieve vriend, leuke vrienden, een eigen productiebedrijf, was met het Nederlands team Europees en wereldkampioen zaalhockey, maar dit overheerste alles. Ik voelde me een minder persoon als ik stotterde, ook al wist ik rationeel dat dat onzin was.”
En toch probeerde u weer een cursus?
“Op een gegeven moment dacht ik: het is nu afgelopen, ik word hier zo ongelukkig van. Ik had gehoord dat de stotteraars in Sprakeloos de vijfdaagse McGuirecursus volgen en besloot samen met mijn vriend naar een informatieavond te gaan. Die eerste stap was zwaar en mijn hele lichaam protesteerde, maar ik voelde een sprankje hoop. Van alles wat ik sindsdien heb gedaan, ben ik daar het meest trots op. Ik schreef me in. Op de eerste avond was ik heel sceptisch en dat filmpje opnemen vond ik verschrikkelijk. Maar het was een verademing te weten dat ik niet alleen was: ik hoorde dat alle anderen die schuldgevoelens en zelfhaat ook hadden.”
Wat leerde u daar?
“Ik leerde ademhalen vanuit de flanken en leerde technieken om meer controle te krijgen over mijn spreken. De hit and hold bijvoorbeeld, waarbij je de eerste letter wat langer maakt. En de block release: de klank loslaten en opnieuw proberen uit te spreken als je spanning voelt. Tijdens de cursus kreeg ik ook de opdracht om honderd mensen op straat aan te spreken. Als ik ze uitlegde waarom ik ze aansprak, reageerden ze positief: ‘Wat goed!’ Het probleem zat dus echt in mijn hoofd.”
Ging het bij de honderdste persoon makkelijker?
“Ja. Toen ik daarna op een kistje op een plein een speech moest houden, merkte ik zelfs dat ik het leuk vind om te spreken voor een groep. Op de laatste cursusdag kwamen mijn familie en vrienden en hield ik weer een speech. Ik begon met: ‘Ik moet jullie iets vertellen: ik ben een stotteraar.’ Dat voor het eerst hardop uitspreken was zo’n overwinning. Er viel echt iets van me af. Ik geloof dat ik wel een kwartier heb gepraat – ik in tranen, de zaal in tranen. Het ging dus goed, haha.”
Zijn die oefeningen al een automatisme geworden?
“Tijdens een gesprek als dit moet ik soms woorden opnieuw zeggen, maar het gaat soms automatisch goed. Als het minder gaat, oefen ik de volgende dag extra en spreek ik een paar mensen op straat aan. Ik heb alle vertrouwen in de toekomst. Ik ben nu zelfs coach: dit weekend heb ik in Frankfurt een workshop gegeven en coach ik stotteraars die net beginnen aan de McGuire-cursus. Mijn coach Yori heeft mij door de eerste maanden erna gesleept; dat wil ik ook voor een ander doen. Die cursus heeft mijn leven veranderd.”
Op welke manier?
“Het heeft me de vrijheid gegeven te zeggen wat ik wil en te zijn wie ik wil zijn. Dat merk ik in kleine dingen: ik bestel dagelijks een cappuccino om de hoek van mijn kantoor en bestel mijn eigen eten in een restaurant. En ik heb veel over mezelf geleerd. Ik heb mezelf moeten leren accepteren en ontdekte dat open gesprekken voeren en je kwetsbaar opstellen je veel kunnen opleveren. Misschien zouden we dat allemaal wat vaker moeten doen.”
Het Parool, 23 oktober 2017