Als de zoon van documentairemaker Esther Pardijs (50) wordt toegelaten tot een belangrijke turnselectie, wordt ze bijna nog competitiever dan de jonge turners. In TURN! laat ze de dilemma’s van topsportouders zien.
Ze zou nooit zo’n schreeuwende voetbalouder langs de lijn worden, nam Esther Pardijs zich voor. Het liep anders. In het eerste shot van haar openhartige documentaire kijkt ze vanaf de wedstrijdtribune met een gespannen gezicht naar de prestaties van haar zoon Roman, dan 9 jaar, nu net 13. ‘Ik hoop dat een ander kind een fout maakt,’ zegt ze in een voice-over.
Was het confronterend om uzelf zo terug te zien?
“Ik kwam mezelf wel tegen, ja. In eerste instantie wilde ik geen voice-over gebruiken; de film is al persoonlijk genoeg. Maar de film dwong het af, merkte ik in de montage. Ik heb me teruggetrokken en opgeschreven wat ik op dat moment voelde: competitiedrang, trots, jaloezie en afgunst. Dat geldt voor alle topsportouders. Alles wat we in die sporthal tegen elkaar zeggen – ‘Leuk dat de jouwe tweede is geworden’ of ‘Het maakt niet uit als mijn kind niet wint’ – is waar, maar er zit ook een andere waarheid achter. Roman is een paar keer vierde geworden, terwijl hij er net zo veel voor had opgegeven en net zo hard had getraind als de rest. Als nummers 1, 2 en 3 dan heel prominent een medaille krijgen en We are the champions wordt ingezet, zit je toch niet lekker op die tribune.”
Waarom vinden ouders het zo belangrijk dat hun kind de top haalt?
“Ik denk dat ouders erin worden meegesleurd. Zo is het bij mij in elk geval gegaan. Roman kwam in de selectie terecht, hij werd gezien. Als ouder ben je op zo’n moment ontzettend trots en gevleid: wow, mijn kind kán iets. Maar er komt ook meteen een verkramping in. Ik was tijdens wedstrijden zenuwachtiger dan Roman, echt hypernerveus. Een vrouw naast me zei dat ze al vijf keer naar de wc was geweest en een man verderop kon niks eten van de spanning. En dan gaat het om kinderen van 9 hè. Ik dacht: jeetje, we zijn allemaal weldenkende, hoogopgeleide mensen die geen fanatieke, schreeuwende voetbalouders langs de lijn willen zijn, maar we zijn het intussen wel. Je zit in een rijdende trein en gaat steeds een stap verder om de top te bereiken.”
Bent u daarin weleens te ver gegaan?
“Ik had zeker geen proteïneshake aan een 9-jarige moeten geven. Belachelijk dat ik dat heb gedaan. Ik zag dat andere kinderen shakes kregen en dacht: dan ga ik het ook maar doen, anders doe ik mijn kind tekort. Hoe dwingend ik was toen Roman aangaf dat hij misschien wilde stoppen met turnen, zag ik ook pas toen de film bijna af was. En ik had eerder met andere ouders kunnen praten. Iedereen loopt op eieren en niemand weet wat ie kan verwachten. Als de trainer zegt dat je kind met één dagje extra trainen beter presteert en meer wordt uitgedaagd, ga je daar al snel in mee. Toen Roman zes uur per week sportte vond ik dat wel genoeg, maar we gingen toch naar vijftien uur. Geleidelijk, en we zeggen overal natuurlijk zelf ja op. Maar je hebt geen idee waar je goed aan doet. Daarom zouden er meer gesprekken moeten komen tussen ouders en trainers. Dat is het doel van mijn film. Het zijn te veel uren uit een kindertijd om op z’n beloop te laten.”
Hoe wilt u dat bereiken?
“Als je deze film laat zien op sportclubs, denk ik dat veel mensen zich in de ouders herkennen: kijk, met zulke gespannen koppen zitten wij ook op die tribune. Wat doet dat met een kind? Wat is de rol van ouders, trainers en coaches? Wat mag je van elkaar verwachten en hoe geef je dat aan? Trainers zijn aangesteld om prestaties af te leveren en zijn niet opgeleid om dagelijks tienminutengesprekken te voeren. En ouders maken het ze lastig, want die denken: ik geef m’n kind vijftien uur per week aan jou, mag ik even weten wat je doet? Het besef dat er iets moet veranderen, begint gelukkig door te dringen. De turnbond heeft een pedagoog aangesteld en wil met mijn film het gesprek aangaan om een veilig sportklimaat te garanderen. Op het Nederlands Film Festival was er een debat over dit onderwerp na de film. En in december volgt een debat met topsporters, coaches en trainers in het Ketelhuis. Allemaal in het belang van het kind, natuurlijk. Kinderen zijn loyaal, die willen het goed doen voor iedereen. En met lol en ontspanning sporten.”
Op hoog niveau sporten betekent ook lange dagen maken en kinderfeestjes afzeggen. Hoe gezond is topsport voor een kind?
“Sommige mensen zeggen dat een jongen het beste voor zijn zesde kan beginnen met turnen om de top te halen, anderen zeggen dat kinderen tot twaalf jaar nooit meer dan negen uur per week moeten trainen. Ik weet niet wat het beste is. Turnen is hoe dan ook fysiek een intensieve sport, je doet gekke dingen met je lijf. Vrije lummeltijd is er inderdaad bijna niet, maar als je vriendjes hebt die ook turnen, speelt je sociale leven zich daar af. En zo’n ferme trainer die verbaal pittig is, vind ik ook wel een prettig tegenwicht voor al die juffen op school.”
Een van de andere ouders zegt in de film: ‘Misschien neemt mijn kind me dit later wel kwalijk.’ Heeft u dat ooit gedacht?
“Nee, niet over het turnen. Wel over het maken van de film. In de drie jaar dat ik eraan werkte, heb ik me weleens afgevraagd: hoe gaat hij hier later op terugkijken? Hij was blij met de film hoor, we hebben er samen naar gekeken en erover gepraat. Maar kinderen letten toch op andere dingen dan volwassenen. Hij moest vooral lachen om de scène waarin hij en zijn vriendje achter in de auto hun neus ophalen, bijvoorbeeld. Ik denk hoe dan ook dat hij het gaaf vindt om later terug te zien hoe zijn leven er in deze jaren uitzag.”
Als regisseur en moeder had u een dubbelrol. Leverde dat conflicten op tijdens het filmen?
“Enorm. Roman ging de hele dag naar school, op zijn fietsje naar de turnhal om drie uur te turnen, kwam laat thuis, at in zijn eentje op de bank en moest na wat televisiestaren al naar bed. Dan kwam ik daar nog eens aan met mijn camera en daar zat hij niet op te wachten. Momenten waarop ik hem moest troosten, als hij moe was of er even doorheen zat, vond ik ook lastig. Ik moest er zijn als moeder, maar dacht ook: dit moet ik filmen. Als ik hem troostte, was ik een slechte regisseur en als ik filmde, voelde ik me een heel slechte moeder, die haar eigen ambitie boven haar kind stelde. Die dubbelrol leverde veel op, maar was ook zwaar. Zoiets zou ik niet snel weer doen.”
De film roept de vraag op wat goede opvoeding inhoudt. Heeft u daar een antwoord op gevonden?
“De enige conclusie die je kunt trekken, is dat je nooit weet of je het goed doet. Een van de andere ouders zegt in de film: ‘Ik wil gewoon het beste voor mijn kind.’ Dat willen we uiteindelijk allemaal.”
TURN! was genomineerd voor een Gouden Kalf op het Nederlands Film Festival en wordt maandagavond om 21.00 uur uitgezonden op NPO2 bij KRO-NCRV.
Het Parool, 7 oktober 2019