Zangeres en cabaretière Karin Bloemen (64) is na ruim veertig jaar in het vak nog lang niet uitgeleerd. Ze toert met een muzikale voorstelling, is te zien in Beste zangers en is bezig een stichting op te richten die hulp biedt aan misbruikslachtoffers.
Tekst Kim van der Meulen
Gisteravond kreeg ze een waanzinnig compliment, vertelt Karin Bloemen in de zonnige tuin waar ze net is gefotografeerd voor Libelle. Gekleed in een zelfgehaakt blauw vest ziet de cabaretière en zangeres er even stralend uit als op het podium. “Mijn band en ik stonden na afloop in de foyer, toen een vrouw naar me toe kwam. Ze zei: dit was de mooiste avond van mijn leven. Zó lief.” Mensen ontroeren, laten lachen en laten nadenken, dat is al ruim veertig jaar haar drijfveer. “Ik doe het niet voor het applaus, maar voor die stralende ogen van mensen als ze de zaal uitlopen.”
Je bent net 64 jaar geworden. Vier je mijlpalen groots?
“Ik vier altijd alles, want het leven is te kort om dat niet te doen. Eén keer heb ik mijn verjaardag niet gevierd, toen ik 40 werd. Toen was ik zwaar depressief en had ik een burn-out. Achteraf denk ik: aansteller. Mijn vader was 43 toen hij overleed, mijn zus 33, mijn andere zus 48. Er zijn te veel mensen die het niet mogen meemaken. Destijds was ik totaal over mijn theewater, hoor. Maar je moet proberen het leven niet zo zwaar te benaderen dat je het niet eens meer de moeite waard vindt om het te vieren.”
Ben je weleens bang geweest om weer overspannen te raken?
“Ja, maar nu herken ik de waarschuwingssignalen. Ik kreeg bijvoorbeeld eens een paniekaanval omdat ik mijn sleutels niet kon vinden, terwijl ik ze gewoon in mijn hand had. Mijn man Marnix heeft me gelukkig altijd door en zegt dan: zal ik je even met de auto brengen? Als de agenda volloopt, is hij ook degene die aangeeft: ho, je moet nu iets afzeggen.”
Lukt dat je?
“Beter dan vroeger. Vaak sneuvelt een privéafspraak, want het werk moet doorgaan. Er zijn contracten getekend, er moeten centjes worden verdiend. We hebben twee dochters die nog studeren en geen studiefinanciering krijgen. Onze oudste studeert osteopathie, de jongste wil diploma’s halen om pilates en breathwork te geven. Heel gaaf, maar ze gelden niet als officiële studies. Daar werk ik ook voor. Stress om het werk heb ik niet meer. Ik heb nu de zekerheid dat ik kan wat ik kan. En ik weet: het kan nooit honderd procent zijn, dus go with the flow. Als het publiek een goede vibe heeft, heb ik dat automatisch ook.”
Je werkt samen met je man. Hoe gaat dat?
“Mensen denken vaak dat ik degene ben die alles regelt en bepaalt, maar theater maak je niet alleen. Marnix is muzikant en regisseert me al 22 jaar, we kennen elkaar door en door. Na afloop van een voorstelling bespreken we de avond altijd in de auto. Hij moet dan zeggen wat fout ging – wat goed ging, weet ik zelf ook wel. Laatst zat onze dochter Iona achterin, toen Marnix zijn aantekeningenblaadje erbij pakte: dit einde moet anders, dit moet je niet meer doen, dit ging verkeerd. Kleine dingetjes. Na vijf opmerkingen zei Iona: papa, doe eens lief. Haha.”
Neem je alle kritiek aan?
“In het begin heb ik mezelf weleens heel eigenwijs voorgehouden dat ik gelijk had, om na drie keer toch toe te geven. Ik vertrouw op zijn eerlijke blik, hij op mijn theaterintuïtie. Toen we elkaar ontmoetten, dacht ik dat we niets gemeen hadden. Een jazzmuzikant, toen een sliert van 65 kilo, en ik. Echt tegenpolen. Maar we bleken van dezelfde boeken, cabaretiers en muziek te houden. En als ik even mag opscheppen: Marnix is niet alleen een briljante muzikant en componist, maar ook heel goed met tekst.”
Waar haal je ideeën voor nieuwe shows vandaan?
“Vaak kletsen Marnix en ik wat tijdens een boswandeling. Dan probeer ik hem aan het lachen te krijgen – het leukste wat er is, zeker als het je eigen man is – en mag ik alles zeggen. Bedenken is gratis, hè. Op vakantie in Chili, begin dit jaar, begonnen de ideeën ook ineens te stromen. Kinderen speelden op straat, mensen kletsten met elkaar, vaak was er niet eens mobiel bereik. Het was vrolijk en relaxed, een jarenzeventiggevoel. Dat wil ik in een volgende show overbrengen, dacht ik. En soms zit ik te haken en denk ik ineens: o, dit zou ook gaaf zijn. Als er geen druk op zit, ontstaan de beste ideeën. En ik haal inspiratie uit het leven zelf.”
Op welke manier?
“Ik heb een voorstelling gemaakt over mijn burn-out. Tja, ik maak personality shows, waar moest ik het anders over hebben? Natuurlijk ging het over veel meer dan dat: hoe sta je in het leven, hoe leer je kiezen, hoe leer je ja of nee zeggen? Ik speelde iemand die alle foute keuzes maakt en bij een zweverige goeroe terechtkomt. Door iets theatraal te maken, kunnen mensen erom lachen en erover nadenken. De lach bevrijdt. En daarna komt een emotioneel lied twee keer zo hard binnen.”
Brengt een voorstelling jou ook iets?
“Het is niet mijn therapie. Als ik vertel of zing over iets wat ik heb meegemaakt, moet ik daar al doorheen gegaan zijn. Als ik voor mijn eigen belang op de bühne ga staan, krijgt het iets egoïstisch. Het gaat niet om mij. Dat zeg ik ook altijd tegen mijn leerlingen, jonge artiesten die ik coach: op het podium moet je niet meer bezig zijn met de vraag of je er wel goed uitziet of wat mensen van je vinden. Het gaat om je publiek.”
Probeer je bewust jongere generaties aan te spreken?
“Natuurlijk wil ik graag dat jonge mensen naar het theater komen, maar ik moet ook trouw blijven aan wie ik ben. Ik ben niet iemand die spuit, snuift, slikt of zuipt. Ik ben een moeder, oma, al 32 jaar samen met dezelfde man. Er is niet veel rock-’n-roll aan mij. Je kunt wel jong zijn in je hoofd, maar je moet niet jong willen dóén. Ik wil mensen betoveren met wat mijn vak zo mooi maakt: een prachtig lied, een goed verhaal, mensen even uit de realiteit halen. Theater verbindt. Van die sociaal-maatschappelijke functie ben ik me sinds coronatijd nog bewuster geworden. De aangekondigde btw-verhoging op theater, concerten, festivals en boeken maakt me dan ook woedend. Je mag theater nooit zo duur maken dat het voor gewone mensen onbetaalbaar wordt.”
Je betovert nu ook op tv, in Beste zangers.
“Nou, bloedspannend. Maar ook supergaaf om als oude getrouwe tussen Claude, Sera, Hannah Mae en al die andere muzikanten te lopen die hun hele carrière nog voor zich hebben. Ze schrijven prachtige teksten; ontzettend interessant om te ontdekken hoe zij denken. Claude zingt bijvoorbeeld hoe hij als jonge zwarte man uit Congo hier een leven probeert op te bouwen. En hij kan prachtig performen in de Franse taal. Mijn Frans was weggezakt, maar kwam weer terug toen ik een nummer voor hem schreef. Het was ook supergaaf om de anderen te zien stoeien met mijn liedjes. Zo leerden ze hopelijk ook van mij.”
Heeft je vak ook minder leuke kanten?
“In de jaren negentig lagen fotografen van roddelbladen met enorme lenzen aan de rand van mijn tuin. Het was excessief. Ze fotografeerden me zelfs op het schoolplein, niet normaal. Mensen zeggen weleens: daar heb je toch zelf voor gekozen? Nou, niet hiervoor. Ik wilde gewoon graag werk doen waarvoor ik was opgeleid. Ik heb me echt moeten wapenen om ertegen te kunnen, want het voelde heel bedreigend. Zeker met mijn achtergrond. Mijn stiefvader was zo’n man die me stiekem fotografeerde door gaatjes in de muren. Daar heb ik nog steeds last van. Als ik een hotelkamer binnenkom, ga ik eerst checken waar de gaatjes zitten. Het is een afwijking, ik weet het. Bekeken worden is nog steeds een dingetje.”
Hoe ga je daarmee om?
“Ik zit nooit aan de voorkant van mijn huis, en de achterkant is ingebouwd. Mijn vrije zicht is dus weg, maar mijn privacy is terug. En sommige dingen doe ik niet meer. In een bikini op het strand liggen: gaat nooit meer gebeuren. Ik ben één keer met mijn goede vriendin Astrid Joosten naar Katwijk gereden. Ik lag net in een strandstoel toen ik voetstappen hoorde, en daarna: klik, klik. We zijn weggegaan. Ik voelde me totaal onvrij. Juist omdat ik een groot deel van mijn leven al aan het publiek geef, vind ik dat een hard gelag. Inmiddels accepteer ik dat er mensen zijn die de roddelbladen bellen als ze mij ergens zien lunchen. Treurig, maar het zij zo. Ik pas me erop aan. Als ik mijn verjaardag wil vieren in een restaurant, huur ik het af.”
Je schreef twee jaar geleden Mijn ware verhaal, over het misbruik in je jeugd. Ben je blij dat je je verhaal hebt gedeeld?
“Ja. Ik heb al jong besloten: ik ga er niet over liegen. Daar komt mijn geestelijke vrijheid vandaan. Als mensen erover begonnen, was dat altijd heel zwaar. Dat zorgde voor herbeleving, wat hoort bij het slachtoffer-zijn. Maar ik noem mezelf liever een overlever. Ik ben er trots op dat anderen hun vrijheid ook hebben gevonden doordat ik erover heb gepraat. Op mijn telefoon staan wel zesduizend berichten van vrouwen. Sommigen zijn al in de tachtig en durfden pas na het lezen van mijn boek te delen dat ze op jonge leeftijd zijn verkracht. De belangrijkste zin in elk leven: het is niet jouw schuld. Als je niet praat, bescherm je de dader. Doe je dat wel, dan bescherm je jezelf.”
Je zei destijds dat je missie geslaagd zou zijn als je er maar één iemand mee kon helpen.
“Dat zei ik al op mijn achttiende, toen ik op de kleinkunstacademie zat en iedereen zijn verhaal moest delen in de klas. Ik dacht: dan ga ik het ook vertellen, anders blijft het me achtervolgen. Daders en plegers moeten zich schamen, niet het slachtoffer. Die schaamte wil ik wegnemen. Daar zet ik me vol voor in, met lezingen, gesprekken met Mariëtte Hamer en samenwerkingen met stichtingen. En door mijn mond open te trekken, al is mijn dank soms dat ik de pleger tegen me krijg. Ik heb een leerling van me geholpen die was gemolesteerd door een van haar leraren, een collega uit het vak. Die man kijkt me niet meer aan sinds ik binnen sommige academies over sommige leraren heb gepraat.”
Wat doet dat met je?
“Daar slaap ik even heel slecht van. Het voelt onrechtvaardig. Ik probeer iemand te helpen, en dan ben ik de boeman? Toch blijft het mijn missie die mensen te helpen. Ik ben bezig een stichting op te richten die psychologisch en juridisch advies geeft. Als je na een verkrachting een vriendin belt of appt om te vertellen dat je iets heel ergs hebt meegemaakt, geldt dat bijvoorbeeld als bewijs. Dat weten weinig mensen. Ik hoop op een cultuurverandering. Ik was 7 toen het misbruik begon. Dan kun je niet zeggen: dit is mijn grens. En dat doe je ook niet als je 18 bent, als het de directeur van je school is of als een bekende Nederlander tegen je zegt: ik ga jou groot maken. Het is te zwaar, te complex. Dat mechanisme moet inzichtelijk gemaakt worden.”
Waar ben je verder druk mee?
“Ik speel nu mijn show Gladys, Ella, Barbra, Adele… Karin!, waarvoor we nieuwe arrangementen maakten van mooie liedjes van Gladys Knight, Barbra Streisand en andere muzikale inspiratiebronnen. In theaterseizoen 25/26 komt er een nieuwe show. En ik heb ook nog twee kleinkinderen, van vierenhalf en één. Het is mijn ambitie om wat vaker bij ze te zijn, want ik ben echt een heel slechte oma. Nou ja, een werkende oma. Ik ben echt die vrouw die nooit thuis is, vreselijk. Meer tijd voor oma aardbei, dus – ze noemen me naar het eerste woord dat ze bij mij leerden. Afgelopen seizoen vierde ik mijn veertigjarig jubileum. Supergaaf, maar ook gekkenhuis. Nu ga ik gewoon een beetje tijd maken.”
Dit is Karin
Karin Bloemen (1960) verovert de theaters al meer dan veertig jaar met haar stralende verschijning, humor, mooie liedjes, persoonlijke verhalen en extravagante kostuums. Ze maakt personality shows en speelde in musicals, theatervoorstellingen en tv-series. Ook schreef ze boeken over haar carrière, haar hobby’s (haken en tuinieren) en haar jeugd, het indrukwekkende Mijn ware verhaal. Momenteel toert ze met Gladys, Ella, Barbra, Adele… Karin!, is ze te zien in Beste zangers en werkt ze aan Stichting Karin Bloemen om misbruikslachtoffers te helpen. Karin is getrouwd met muzikant en regisseur Marnix Busstra en heeft twee dochters, een pleegzoon en twee kleinkinderen.
Libelle, september 2024