Politiek zoekt vrouw (EvaJinek.nl)


Het is niet best gesteld met het vrouwelijk politiek leiderschap in ons land: van de huidige 15 fracties in de Tweede Kamer worden er maar 3 geleid door een vrouw. Hoe komt het toch dat de verhoudingen zo hardnekkig scheef zijn?

“De situatie is er psychologisch niet rijp voor.” Met die woorden werd in 1967 duidelijk dat we geen vrouwelijke minister-president zouden krijgen. Marga Klompé was de eerste vrouwelijke minister van Nederland geweest, maar om premier te worden had ze meer expertise op financieel-economisch gebied nodig, vond ze. Dat de man die wél premier werd die expertise ook niet had, maakte hem niet uit.

Ruim vijftig jaar later lijkt er weinig veranderd. Waar het in veel Europese landen heel gewoon is om een vrouw aan het roer te hebben – denk aan Angela Merkel (Duitsland), Sophie Wilmès (België) en Sanna Marin (Finland) – heeft Nederland alleen mannelijke premiers gehad. Met zo’n 33 procent aan vrouwelijke Kamerleden staan we op een magere nummer 42 in de wereldranglijst van vrouwen in nationale parlementen en van de vijftien fractievoorzitters zijn er drie vrouw. Kortom: een evenwichtige man-vrouwverhouding is ver te zoeken in onze politiek. Hoe kan dat?

Weinig rolmodellen

“Om een vrouwelijke minister-president te krijgen, is een vrouwelijke lijsttrekker van een grote partij nodig. En die hebben we niet,” zegt politicoloog Liza Mügge, universitair hoofddocent aan de Universiteit van Amsterdam. Het beeld dat we van een politiek leider hebben, is namelijk traditioneel een witte man. “Er zijn te weinig vrouwelijke rolmodellen. Daardoor denken vrouwen minder snel dat de politiek iets voor hen is, laat staan dat ze geloven dat ze kunnen doorstromen naar de top. Als je opgroeit in Finland zie je op televisie een 34-jarige vrouw het land besturen, maar hier groei je op met het beeld dat de politiek iets is voor mannen. In elk verkiezingsdebat zie je weer dezelfde mannen in dezelfde blauwe pakken.”

De vrouwen die toch de politiek in gaan, staan door hun gender meteen op een achterstand. Ze worden minder snel gerekruteerd voor hogere posities en krijgen te maken met weerstand van collega’s en de samenleving. “Als je afwijkt van de norm, moet je je constant bewijzen om even competent te worden gevonden,” zegt Mügge. “Het prove it again-mechanisme, heet dat. Vrouwen in topposities hebben twee keer zo hard moeten werken om te komen waar ze zijn. Dat geldt wereldwijd voor vrouwen in de politiek, het bedrijfsleven en andere sectoren. Mannen krijgen eerder het voordeel van de twijfel.”

Eigenlijk kun je het als vrouwelijke leider nooit goed doen: ben je even competent als je mannelijke collega’s, dan word je niet likeable gevonden of een manwijf genoemd. Maar ben je te vrouwelijk, dan word je niet serieus genomen of weggezet als slechte leider. Er lijken twee smaken te zijn: ijskonijn of hysterica. “Vrouwen zitten in een catch-22,” zegt Mügge. “Ze moeten vooral verzorgend, charmant en volgend zijn, volgens het stereotype beeld. Typisch feminien gedrag vertonen, dus. Voor masculiene eigenschappen, zoals leiderschap en ambitie, worden ze afgestraft.”

Wie heeft de grootste?

Je zou denken dat de politiek bij uitstek een plek is voor leiders met feminiene kwaliteiten: je inzetten voor het algemene belang vraagt om een zekere zorgzaamheid en maatschappelijke betrokkenheid. Maar de politieke arena is de laatste jaren alleen maar masculiener geworden, zegt politicoloog Julia Wouters. Ze schreef een boek over het lage aantal vrouwen in de politiek: De zijkant van de macht. “De politiek is een strijd geworden,” zegt ze. “Het gaat er niet om wie het beste kan opkomen voor z’n achterban, maar wie heeft gewonnen, wie laat zien dat-ie de grootste heeft. Carola Schouten vertelt in mijn boek hoe frustrerend ze dat vindt. Toen ze een belangrijke motie had ingediend waaraan ze drie maanden had gewerkt, was er ’s avonds op het journaal alleen aandacht voor Wilders die weer iemand had vernederd.”

Volgens Wouters deinzen veel vrouwen terug voor die wedstrijdsfeer: ze hoeven niet zo nodig in de schijnwerpers te staan. “In de politiek moet je je durven profileren en willen winnen, maar veel vrouwen interesseert die egomacht niet zo. De vrouwelijke politici die ik voor mijn boek sprak, willen vooral impact maken. Gaat iemand anders er met hun voorstel vandoor, dan vinden ze dat niet erg: als het maar wordt uitgevoerd.”

Die houding heeft ook met stereotypen te maken, zegt Wouters: als kind wordt vrouwen al geleerd dat het goed is om bescheiden te zijn. “Een man die zegt dat hij iets kan, geloven we. Van een vrouw die hetzelfde zegt, vragen we ons af: kan ze dat wel echt?” De kop waarmee De Telegraaf in oktober aankondigde dat België een eerste vrouwelijke premier kreeg, is tekenend: ‘Kan een moeder wel premier zijn?’ Volgens Mügge laat dat zien hoe we als maatschappij denken over een vrouw op zo’n positie. “Vrouwelijke politici moeten zich steeds voor verantwoorden voor hun ouderschap, terwijl het bij mannelijke politici om de inhoud gaat.”

Er zijn nog altijd seksistische structuren in de politiek, zegt Mügge. “Hoe subtiel en onbedoeld soms ook, ze ondermijnen vrouwelijke politici. Femke Halsema vertelde in een groep bestuurders weleens te worden aangeduid met de woorden ‘Daar zit Femke!’, terwijl haar collega’s worden voorgesteld als burgemeester A en burgemeester B. Daarmee wordt ze als meisje aangesproken, niet als volwassen vrouw. Bovendien wordt zo benadrukt dat zij de uitzondering is.” En dan is er ook nog zoiets als het krabbenmand-effect: “Vrouwelijke premiers blijken niet vaker vrouwelijke ministers aan te stellen dan mannen, omdat ze daarmee worden beticht van identiteitspolitiek.”

We willen best

Met zo veel hobbels op de weg lijkt het niet vreemd dat vrouwen er weinig voor voelen om aan de politieke top te komen. Toch zouden veel vrouwen dat best willen, zegt Wouters. “Als vrouwelijke politici gevraagd worden voor een ministerspost, denken ze vaker dat ze daar ongeschikt voor zijn dan mannen. Dat zie je al aan het voorbeeld van Marga Klompé. Alle vrouwen die ik voor mijn boek interviewde, waren actief benaderd, en allemaal waren ze verbaasd dat ze werden gevraagd. Ze twijfelden of ze het wel konden. De enige uitzondering was Lilianne Ploumen. Zij werd gevraagd en dacht meteen: ja, dat kan ik.”

Toen het kabinet Asscher-Rutte werd samengesteld, werkte Wouters als politiek adviseur van Lodewijk Asscher. Zo hoorde ze hem en anderen over vrouwelijke politici zeggen: ‘Haar hoeven we niet meer te vragen, want de vorige keer zei ze nee.’ Maar één keer vragen is géén keer vragen, zegt Wouters. “Vrouwen willen best; ze hebben alleen wat meer overtuiging nodig. Ook weer doordat we vooral mannelijke politici zien. You cannot be what you cannot see.”

Dankzij vrouwennetwerken van politieke partijen is er de laatste jaren meer aandacht gekomen voor vrouwelijk leiderschap. De PvdA, die een vrouwenquotum hanteert, heeft zelfs een ‘ritsmodel’, waarbij vrouwen en mannen om en om op de kieslijst worden gezet. Maar waarom is het eigenlijk zo belangrijk dat er meer vrouwelijke leiders komen? Bij gelijke geschiktheid doet iemands gender er toch niet toe? “Diversiteit, dus ook een betere man-vrouwverhouding, zorgt ervoor dat de democratie beter functioneert,” antwoordt Mügge. “Het draagt bij aan de acceptatie van een verkiezingsuitslag, het gevoel van sociale rechtvaardigheid en sociale cohesie, blijkt uit onderzoek. Het laat zien dat iedereen meedoet.”

Voor de komende verkiezingen, maart 2021, hebben zich tot nu toe drie vrouwelijke (potentiële) lijsttrekkers gemeld: Sigrid Kaag stelt zich kandidaat voor D66, Esther Ouwehand neemt het voortouw bij de Partij voor de Dieren en Lillian Marijnissen werd dit weekend verkozen tot lijsttrekker bij de SP. Mogelijk doet ook Mona Keijzer nog een gooi bij het CDA, waar eerder Hugo de Jonge zich al voor de positie meldde.

Vrouwelijke politici vertegenwoordigen niet alleen vrouwen, maar hun levenservaring is wel essentieel in de politiek, zegt Wouters. “Toen Kathalijne Buitenweg in 2017 als enige vrouw aan de formatietafel zat, vroeg ze: moeten we het niet eens over de verdeling tussen arbeid en zorg hebben? Alle mannen aan tafel vonden dat een goed idee, maar waren daar zelf niet op gekomen. En in de eerste versie van Obamacare waren ze vergeten de mammografie en het uitstrijkje op te nemen in het basispakket. Je bekijkt onderwerpen toch vanuit je eigen ervaring.”

EvaJinek.nl, juni 2020