Waarom het verdriet van een miskraam niet weggestopt moet worden (Het Parool)


Er is steeds meer openheid over miskramen, stelt journalist Marjolijn de Cocq (53), die het vier keer meemaakte. Met haar nieuwe boek, gebaseerd op haar dagboeken, wil ze het gesprek erover gaande houden. ‘Ook na twee jaar kun je vragen: hoe gaat het nu?’

tekst Kim van der Meulen, beeld Lotte Bronsgeest

‘In het ziekenhuis bleek dat het vruchtzakje nog niet was uitgedreven,’ schreef Marjolijn de Cocq in september 2005 in haar dagboek. Drie weken eerder was ze getrouwd – op de grote dag hadden De Cocq en haar man nog aan niemand verteld dat hun dochter (nu 16) over een paar maanden een broertje of zusje zou krijgen. Maar na hevige bloedingen en krampen ging het fout: ze kreeg een spoedcurettage in het OLVG. Het babydagboek werd een miskraamdagboek. ‘Ik huiver, als ik dit zo teruglees,’ schrijft ze in Maar ik hield al wel van je. ‘Uitdrijven, dat is dus gewoon heel pijnlijk, heel verdrietig, heel erg alleen bloeden. Tot je baarmoeder leeg is. En je ziel.’ Er zouden nog drie miskramen volgen: een voor de geboorte van haar zoon (nu 13), en twee erna.

Hoe was het om uw dagboeken terug te lezen?
“Het had wel iets moois om terug te keren naar mijn ­jongere zelf. Ik ben trots op de vrouw die ik toen was: iemand die haar gevoelens heel eerlijk op papier heeft gezet. Er zit veel verdriet in, en woede. Ik heb dronken geschreven, met hanenpoten, en de wereld en iedereen die wel een baby kreeg vervloekt. Maar er zit ook humor en compassie in. Ik denk dat het schrijven destijds helend is geweest.”

Wat was de aanleiding om een boek over uw miskramen te schrijven?
“Ik heb altijd in mijn achterhoofd gehad ooit iets met die dagboeken te doen: ik ben journalist, heb dit meegemaakt en had de mogelijkheid erover te schrijven. Maar ik schoof het voor me uit. Het boek dat ik in gedachten had – vol interviews met gynaecologen, vrouwen die het is overkomen en uitleg over de twaalfwekengrens – kwam er niet. Ik had geen zin om erin te duiken, denk ik. Pas toen ik vorig jaar cabaretière Stacey Esajas een stuk uit haar show Soep! zag spelen, over haar miskraam, besloot ik mijn verhaal toch te vertellen. Zij verwoordde precies het gevoel dat ik destijds had. Dat het mis is, dat jij mislukt bent, dat alles mislukt is.”

In januari schreef u daarover een persoonlijk essay in deze krant.
“Ja, over het verdriet om mijn miskramen en het geluk vanwege de kinderen die er wel kwamen. Sommige mensen mailden me dat ik maar een beetje moest relativeren, omdat ik tenslotte twee blakend gezonde kinderen heb. Maar ik merkte ook dat er veel behoefte is aan openheid. Het artikel werd veel gedeeld en lezers mailden me hun eigen verhaal of zeiden dat ze zich erdoor gesteund voelden. Voor iedere vrouw die zich minder eenzaam voelt, zich in mijn verhaal herkent of die maar een beetje troost kan putten uit mijn boek, heb ik dit boek geschreven. Zo kan ik ervaringen die me veel verdriet hebben gedaan bovendien omzetten naar iets positiefs.”

Waarom is het lastig om over een miskraam te praten?
“Het is een onderwerp dat mensen afschrikt, en je kúnt een miskraam ook makkelijk relativeren. Het gebeurt in een relatief vroeg stadium van een zwangerschap, vóór zestien weken, en vaak is er in de aanleg iets niet goed geweest. Bovendien is het meestal nog niet meer dan een klompje celdelingen, misschien net een soort garnaaltje. Je zou dus kunnen zeggen: het valt wel mee. Maar je bent wel zwanger geweest. Je lichaam voelt anders, het hormonale aspect speelt mee. Ik projecteerde mijn verlangens en emoties op het kindje in mijn buik. Als het misgaat, wordt je een toekomstbeeld ontnomen. Iets waar je heel blij mee was, eindigt in een groot, kaal niets. Dat vormt je. De zwangerschap van mijn zoon beleefde ik niet meer onbezorgd; ik ging ervan uit dat het mis zou gaan.”

Schuldgevoel speelt een grote rol bij miskramen, schrijft u. Op welke manier?
“Op honderdduizend manieren. Ik voelde me schuldig over het glas champagne dat ik op mijn bruiloft had gedronken, over het verdriet om mijn eerste twee miskramen omdat ik zo blij ben met mijn zoon, die er niet was geweest als die zwangerschappen wel goed waren gegaan. En over mijn laatste miskraam – toen ik onlangs het kind van een vriendin zag die tegelijk met mij zwanger was, dacht ik even: best lekker dat ik niet nu nog een tienjarige heb rondlopen. Door het schrijven van het boek heb ik al die emoties in kaart gebracht. Dat hielp, ook omdat een miskraam zoiets abstracts is.”

Hoe bedoelt u?
“Je hebt geen begrafenis, geen dienst, je stuurt geen kaartjes. Je staat met lege handen, net als de mensen om je heen. Mij hielp het om een ritueel te bedenken: ik heb na mijn eerste miskraam een klein doosje met iets waarvan ik dacht dat het het vruchtzakje was clandestien begraven in Artis, waar ik ook getrouwd ben. Als ik daar kom, sprokkel ik takjes en blaadjes bij elkaar die ik neerleg als niemand kijkt.”

Heeft u ontdekt wie die twaalfwekengrens heeft bedacht?
“Nee, en ik ben er ook niet uitgekomen of het verstandig is om pas na die twaalf weken te vertellen dat je zwanger bent. De eerste keer dat ik zwanger was belde ik mijn ouders al met zes weken om ze het nieuws te vertellen. Alles verliep gelukkig goed, ik kreeg een gezonde dochter. Maar mijn tweede zwangerschap liep mis, en dat moest ik al mijn vrienden en familie vertellen. Het was moeilijk om ze verdrietig te zien. Om ze dat te besparen, hield ik me bij mijn derde zwangerschap aan die twaalf weken. Maar dat was ook lastig: ga je iedereen nog vertellen dat je zwanger was als het al is misgegaan? Door je zwangerschap niet vroeg al te delen, bespaar je jezelf andermans verdriet en goedbedoelde, maar vervelende opmerkingen. ‘Het is de natuur.’ ‘Je hebt tenminste al een kind’. Maar je ontzegt jezelf er ook troost mee.”

Wat zouden anderen wél kunnen zeggen?
“Je kunt altijd vragen: hoe gaat het nu? Ook na een jaar, twee jaar, of nog langer. Erover praten is lastig, maar belangrijk. Ook tussen partners. In een traditionele man-vrouwrelatie gaat dat nog weleens mis. Mannen hebben ook verdriet van een miskraam, maar hebben die zwangerschap niet fysiek gevoeld. Daarom blijven vrouwen er over het algemeen langer mee bezig. Mannen zijn geneigd er niet meer naar te vragen, uit angst hun vrouw weer ­verdrietig te maken. Vrouwen denken dan: hij is het vast vergeten. Het kan daarom ook helpen om te vragen: denk je er nog vaak aan?”

U hoopt op meer openheid over miskramen. Ziet u daarin al iets veranderen?
“Er is nu meer begrip voor dan toen ik mijn miskramen kreeg. In Engeland heeft schrijfster Elizabeth Day voor meer openheid gezorgd door haar ervaring te delen in haar boek Durf te falen. Haar goede vriendin Phoebe Waller-Bridge verwerkte Days ervaring in de hitserie Fleabag, en Chrissy Teigen deelde onlangs nog haar verdriet om een vroeggeboorte op Instagram met de hashtag ‘#pregnancyloss’. Oktober is zelfs uitgeroepen tot de maand van ­‘pregnancy and infant loss’. Het verdriet om miskramen is minder onzichtbaar aan het worden. Ze maken deel uit van ons dagelijks leven. Ze hoeven niet weggestopt te worden.”

Marjolijn de Cocq, Maar ik hield al wel van je, De Bezige Bij, €16,99.

11,5 op de 1000
Miskramen komen relatief vaak voor: jaarlijks krijgen 11,5 op de 1000 vrouwen tussen 25 en 44 jaar een miskraam. En dat zijn alleen nog maar de geregistreerde miskramen. Als de foetus voor 16 weken wordt afgestoten door het lichaam, is er sprake van een miskraam (ook wel ‘spontane abortus’). Stopt de foetus tussen 16 en 28 weken met leven, dan wordt dat een ‘ontijdige zwangerschap’ genoemd. Als de baby tussen 28 en 37 weken wordt geboren, is het officieel een vroeggeboorte, en tot 40 weken wordt het een doodgeboorte genoemd.

Het Parool, 13 oktober 2020